Nieuwsbrief hernieuwbare energie |
|
|
|
|
|
|
Dit is de nieuwsbrief hernieuwbare energie vervoer van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa).
We brengen deze nieuwsbrief vier keer per jaar een nieuwsbrief uit om u te informeren over actualiteiten op het gebied van (beleids)ontwikkelingen, naleving en onze publicaties.
|
|
|
|
|
Stand van zaken implementatie RED3 |
|
|
|
Op 1 januari 2026 zal de gewijzigde wet- en regelgeving in werking treden om de vervoersdoelen uit de herziene Richtlijn hernieuwbare energie (RED3) in Nederlandse wetgeving om te zetten. Eerder informeerden we u al over de voorgestelde wetswijziging.
|
|
|
|
De NEa heeft een speciale webpagina met meer informatie over de voorgestelde wijzigingen. Hier leest u bijvoorbeeld welke sectoren een verplichting krijgen. En hoe de omrekening van hernieuwbare brandstof eenheden (HBE's) naar emissie reductie eenheden (ERE's) zal plaatsvinden in 2026. De wetswijziging ligt nu voor bij de Raad van State. Na advies van de Raad van State kan de wet worden aangeboden voor behandeling in Tweede en Eerste Kamer.
Internetconsultatie
Binnenkort publiceert het Ministerie van infrastructuur en Waterstaat (IenW) het bijbehorende Besluit voor de internetconsultatie. In dit Besluit staan onder meer voorstellen voor de hoogtes van:
- de jaarverplichtingen;
- de vrije ruimte;
- de sublimieten voor de brandstofcategorieën;
- de subverplichtingen voor de brandstofcategorieën;
voor de vier sectoren:
- wegvervoer;
- binnenvaart;
- zeevaart;
- luchtvaart.
Daarnaast bevat het Besluit ook het voorstel voor de opzet van de 'raffinageroute'.
|
|
|
|
Wijziging regelgeving energie vervoer 2025 |
|
|
|
In opvolging van de wijziging van het Besluit voor 2025, wijzigt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) ook de Regeling energie vervoer voor komend jaar.
Deze Regeling geeft invulling aan de wijzigingen die eerder in het Besluit voor 2025 voorgesteld zijn.
|
|
|
|
Waterstof en afgeleide brandstoffen
Het Minsterie IenW kiest ervoor om over te stappen naar een systeem waar waterstof en daarvan afgeleide brandstoffen inboekbaar zijn als deze gecertificeerd zijn onder een Europees erkend duurzaamheidsysteem. Het ministerie verwacht de internetconsultatie voor de Regeling binnenkort te starten. De NEa zal u hierover via de website informeren.
Voorlopige planning
Door vertraging in het proces, verwacht het ministerie dat de wijzigingen uit het Besluit en de Regeling begin 2025 in werking treden en wel met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2025.
|
|
|
|
Samenhang Uniedatabank en Register Energie voor Vervoer |
|
|
|
In vorige nieuwsbrieven informeerden we u over de komst van de Uniedatabank (UDB). In dit bericht lichten we kort toe wat de komst van de UDB betekent voor het gebruik van het bestaande Register Energie voor Vervoer (REV).
|
|
|
|
De doeleinden van de UDB en het REV verschillen van elkaar:
|
|
|
|
Uniedatabank
- De UDB is bedoeld om de transacties in de hernieuwbare brandstofketen vast te leggen van grondstof tot biobrandstof, om zo de keten transparanter te maken. Bedrijven in de aanvoerketen, registreren allemaal hun transacties in de UDB.
- De reikwijdte van de UDB bevat alle hernieuwbare brandstoffen die op de EU-markt terechtkomen, ook wanneer die niet in vervoer zijn ingezet.
- De UDB kan niet worden gebruikt om te voldoen aan de jaarverplichting die bedrijven bij de NEa hebben.
|
|
Register Energie voor Vervoer
- Het REV richt zich enkel op de laatste stap in de keten: het bedrijf dat de hernieuwbare brandstof uitslaat tot verbruik. Wel registreert die laatste schakel ook informatie die voorkomt uit de voorgaande keten (grondstof, GHG-emissie).
- Het REV richt zich enkel op hernieuwbare brandstoffen die worden ingezet voor vervoer.
- Bedrijven creëren in het REV verhandelbare eenheden (HBE’s) voor leveringen van hernieuwbare energie aan vervoer. De handel in HBE's vindt plaats in het FREV. Door deze handel kunnen bedrijven uiteindelijk voldoen aan hun jaarverplichting.
|
|
|
|
Geen koppeling tussen REV en UDB
Op dit moment is er geen technische link tussen de UDB en het REV. Die er ook niet vóór 2026. De NEa moet eerst meer inzicht hebben in de werking van de UDB. Dit betekent dat bedrijven alle handelingen die ze gewend zijn om uit te voeren in het REV, op de gebruikelijke wijze moet blijven uitvoeren. Dit omvat:
- brandstofleveringen registreren in het REV;
- geleverde hernieuwbare energie inboeken in het REV.
- HBE's overboeken en inzetten voor de jaarverplichting.
Belangrijke aandachtspunten
- Veel bedrijven zijn al in meer of minderen mate actief in de UDB. Van deze bedrijven verwacht de NEa dat de volumes en kenmerken van de door hen ingeboekte leveringen herleidbaar zijn, tot transacties in de UDB. De NEa realiseert zich wel dat dit ingewikkeld kan zijn als de wijze van registratie in de UDB en het REV van elkaar afwijkt. Het is van belang dat inboekers die de UDB al gebruiken, in hun boekhouding de relatie tussen UDB-transacties en inboekingen in het REV goed kunnen verantwoorden.
- Bedrijven die gebruik maken van een door de UDB gegenereerde POS-ID, gebruiken deze in het huidige invulveld in het REV: ‘Nummer bewijs van duurzaamheid’. Dit veld is geschikt voor zowel de UDB gegenereerde POS-ID als POS-nummers van papieren POS’en.
- Tot nader order zullen garanties van oorsprong voor het inboeken van gasvormige biobrandstof via de bestaande route moeten worden ingezet: door overboeking hiervan naar de rekening van de NEa in het systeem van VertiCer. Dit geldt in ieder geval voor het gehele nalevingsjaar 2024.
Vragen
Voor vragen over de relatie tussen REV en UDB kunt u contact opnemen met de NEa-Helpdesk. Vragen over de werking van de UDB zelf kan de NEa niet beantwoorden. Lees ook de artikelen in onze eerdere nieuwsbrieven (januari en april 2024) voor meer informatie over de UDB.
|
|
|
|
Eerste resultaten enquête Uniedatabank |
|
|
|
In de afgelopen weken vroegen wij aan partijen die in Nederland werkzaam zijn in de keten voor hernieuwbare brandstoffen, om hun ervaring met de Uniedatabank (UDB) met ons te delen, door middel van een enquête. Velen hebben gehoor gegeven aan dit verzoek, waarvoor hartelijk dank! In dit bericht delen we de eerste resultaten.
|
|
|
|
Functionaliteiten
Er waren veel opmerkingen over de functionaliteit van de UDB. Zo laten veel respondenten weten dat ze geen initiële voorraden op kunnen geven door verlopen certificering. Dit is voor veel bedrijven ook de reden dat zij geen transacties kunnen uitvoeren. Daarnaast laat men weten dat de koppeling met andere systemen niet functioneert of nog niet is opgezet. Het doen van transacties is voor velen ook niet mogelijk, omdat andere partijen in de keten (vóór en/ of ná de respondent) nog geen (correcte) toegang hebben tot de UDB.
Processen onduidelijk
Veel respondenten geven aan dat de processen rondom de UDB of de UDB zelf onduidelijk zijn. Men weet niet wat er van hen verwacht wordt, als de UDB live gaat op 21 november. Het gaat dan bijvoorbeeld om onduidelijkheden over hoe verschillende systemen aansluiten op de UDB en wat dit betekent voor de bedrijven. Ruim 20% van de respondenten wijt dit aan een gebrek aan informatie vanuit de Europese Commissie of het duurzaamheidssysteem.
Administratieve lasten
Van alle respondenten geeft ongeveer 45% aan zich zorgen te maken over additionele administratieve lasten of de arbeidsintensiviteit van de UDB. Andere zorgen hebben betrekking op de grote onduidelijkheid in het systeem, technische fouten, of foutgevoeligheden.
Vervolg door de NEa
De NEa bedankt alle respondenten voor het delen van de ervaringen en het aandragen van suggesties voor acties door overheden rondom de UDB. De NEa is niet verantwoordelijk voor de implementatie van de UDB, maar hecht wel veel waarde aan een goed functionerende UDB. We nemen de gedeelde zorgen en de suggesties mee in onze gesprekken met de betrokken ministeries en de Europese Commissie.
Vragenlijst
Het is nog steeds mogelijk om uw ervaringen met de Uniedatabank te delen. Gebruik hiervoor de:
|
|
|
|
|
Enkelvoudige inzet bewijs van duurzaamheid voor zeevaart |
|
|
|
De NEa krijgt de nodige vragen van uit het bedrijfsleven over de samenhang tussen het HBE-systeem en emissiehandel (ETS) voor de zeevaart wat betreft het aantonen van duurzaamheid.
|
|
|
|
HBE-systeem
- In het HBE-systeem kan een brandstofleverancier duurzame biobrandstoffen inboeken met een duurzaamheidsbewijs.
|
|
ETS-zeevaart
- In ETS-zeevaart kan een scheepvaartmaatschappij voor biobrandstoffen met een duurzaamheidsbewijs een nul-emissie rapporteren.
|
|
|
|
Één bewijs per brandstoflevering
Voor een partij biobrandstof mag slechts één bewijs van duurzaamheid worden opgemaakt. Dit om dubbele claims te voorkomen. Een brandstofleverancier mag daarom niet voor één levering bewijzen van duurzaamheid uitschrijven naar zowel de NEa (voor HBE's), als naar de scheepvaartmaatschappij. Een levering kan dus slechts in één systeem als duurzaam worden 'geclaimd': voor HBE's, of voor het ETS.
|
|
|
|
In de praktijk
In de praktijk heeft dit de volgende implicaties:
- Als een leverancier inboekt en daarmee een duurzame levering verzilvert, mag hij de ingeboekte biobrandstof niet ook nog als duurzaam (met bewijs van duurzaamheid) leveren aan zijn afnemer, de scheepvaartmaatschappij.
- Het bewijs van duurzaamheid wordt door de leverancier afgeschreven van zijn massabalans voor biobrandstoffen ten behoeve van de NEa.
- Voor de NEa en voor de ETS-verificateur is een van het bewijs van duurzaamheid afgeleid document onvoldoende bewijs voor het opvoeren van een nul-emissie in het ETS-emissieverslag voor de betreffende brandstoffen. Alleen originele bewijzen van duurzaamheid zijn in te zetten. Vandaar dat momenteel de keuze tussen HBE's of nul-emissie in het ETS-systeem gemaakt moeten worden.
In de toekomst
Om parallelle claims op termijn wel mogelijk te maken moet op Europees niveau aan oplossingen worden gewerkt. Zo is een koppeling tussen de brandstofleverancier en de afnemende rederij voorzien in de Uniedatabank (UDB). Deze faciliteit is voorlopig nog niet beschikbaar.
Meer informatie
Lees voor meer informatie over dit onderwerp ook ons eerdere nieuwsbericht.
|
|
|
|
Signalen over niet naleven regels massabalans |
|
|
|
De NEa ontvangt serieuze signalen dat gecertificeerde bedrijven de regels voor het correct beheren van hun massabalans niet opvolgen. Duurzaamheidsbewijzen van biobrandstoffen die in verschillende tanks op een opslaglocatie zijn opgeslagen zouden worden uitgewisseld, in gevallen waarin ze niet onder dezelfde productgroep vallen.
|
|
|
|
Het is niet toegestaan om separaat opgeslagen biobrandstoffen van verschillende productgroepen op dezelfde massabalans bij te houden. Dit geldt voor bijvoorbeeld conventionele biobrandstoffen en geavanceerde biobrandstoffen die weliswaar op één opslaglocatie liggen, maar die niet fysiek gemengd zijn.
Het onderbrengen van deze biobrandstoffen in één massabalans is strijdig met de Europees vastgestelde massabalansregels en een overtreding van artikel 9.7.6.2 van de Wet milieubeheer. Alleen als er fysieke vermenging op een opslaglocatie plaatsvindt is het mogelijk om duurzaamheidsbewijzen flexibel toe te wijzen aan batches biobrandstof.
De regels hiervoor zijn gespecificeerd in artikel 19 van Uitvoeringsverordening 2022/996 en verwerkt in de schemadocumenten van de duurzaamheidssystemen. In het geval van ISCC EU gaat het om document 203 (Traceability and Chain of Custody).
Vervolg
De NEa zal deze signalen verder bestuderen en kan handhavend optreden met een bestuurlijke boete, als overtredingen worden vastgesteld. Ook zal de NEa in dat geval signalen afgeven aan de betreffende duurzaamheidssytemen.
Meer informatie
In de nieuwsbrief van januari 2024 informeerden wij u over de wijzigingen in de duurzaamheidsschema’s per 1 januari 2024, onder andere op het gebied van de massabalans. De wijzigingen zien toe op begrensde flexibiliteit bij het toepassen van dezelfde massabalans, als gevolg van de introductie van het concept van productgroepen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nederlandse Emissieautoriteit |
|
|
|
|
Afmelden voor nieuwsbrief hernieuwbare energie
|
|
|
|